
1. Inleiding
11
vivo te hechten aan mucus van het caecum in muizen, het FliD eiwit zou een rol hierin
spelen. Zweepharen, en vooral FliD, zijn belangrijk voor de adhesie van de kiem (Tasteyre et
al., 2001). Bij sommige C. difficile stammen blijken de structurele componenten van de
zweepharen, en niet de motorfunctie, belangrijk te zijn voor de adhesie aan het
darmepitheel en de kolonisatie tijdens infectie. Doordat dit niet bij alle C. difficile stammen
het geval is, mogen conclusies over de pathogenese niet veralgemeend worden (Baban et
al., 2013).
Bij fimbriae werd er geen direct verband gevonden tussen de aanwezigheid ervan en de
toxigene status van de kiem (Borriello et al., 1988).
1.2.7 EPIDEMIOLOGIE
Na de ontdekking van C. difficile in de feces van pasgeborenen werd gedacht dat C. difficile
deel uitmaakte van de normale darmflora (Hall et al., 1935). Later is aangetoond dat 60 –
70% van alle pasgeborenen en kinderen asymptomatisch worden gekoloniseerd door C.
difficile (Bolton et al., 1984). Er wordt gedacht dat pasgeborenen en kinderen de receptoren
voor binding van de door C. difficile geproduceerde toxines ontbreken waardoor C. difficile
de darm kan koloniseren maar geen ziekte kan induceren. Bij 3% van de gezonde
volwassenen is C. difficile asymptotisch aanwezig in de dikke darm (Bartlett, 1994; Ozaki et
al., 2004; Shannon-Lowe et al., 2010).
INCIDENTIE
Er werd in 2005 in de Verenigde Staten een schatting gemaakt dat bij 7,4 per 1000
opgenomen patiënten CDI kan worden vastgesteld (Sohn et al., 2005). Gezien CDI’s, en dus
ook data omtrent de incidentie ervan, sterk afhangen van de geografische regio, de
zorginstelling en soms zelfs de afdeling in hetzelfde ziekenhuis, is het moeilijk om een
globaal cijfer erover te rapporteren (Bartlett, 1994; Lyerly et al., 1988; McDonald et al., 2007;
Sohn et al., 2005). Algemeen ligt het cijfer van CDI-gevallen hoger in Noord-Amerika dan in
Europa (Freeman et al., 2010; Humphreys et al., 2006). In België bedroeg de gemiddelde
incidentie van alle CDI-gevallen in 2011 1,42 per 1000 opnamen in ziekenhuizen. De sterfte
geassocieerd met enterocolitis ten gevolge van C. difficile bedroeg in 2009 in België 1,0 op
100.000 inwoners (Viseur et al., 2012).
Over de kosten die CDI’s met zich meebrengen is het volgende geweten. Naar schatting gaat
er 3 miljard euro in de Europese Unie per jaar; en 3 miljard dollar in de Verenigde Staten per
jaar naar de behandeling van CDI’s (Brazier, 2008; ECDC, 2012). Elke opgenomen patiënt die
tijdens zijn/haar verblijf een CDI oploopt brengt een additionele kost van 2000 – 10.000
Dollar, of een verhoging van 38 – 78%, met zich mee (Dubberke et al., 2008; Vonberg et al.,
2008a).
VERANDERING IN INCIDENTIE
Volgens het Amerikaans Centre for Disease Control and Prevention (CDC), krijgen 1/20 van de
gehospitaliseerde patiënten een ziekenhuisgeassocieerde infectie (healthcare associated
infection (HAI))(CDC, 2014). In Europa zijn er 15.000 HAI’s gerapporteerd, waarvan 7,7%
gastro-intestinale infecties. C. difficile is verantwoordelijk voor 48% van alle gastro-
intestinale infecties (ECDC, 2012). Terwijl het voorkomen van de meeste types HAI daalt,
blijft het aantal CDI’s in ziekenhuizen hoog (Ghose, 2013).
Comentarios a estos manuales